Het is officieel: Fouad Ahidar wordt niet de nieuwe Zola van het moderne antisemitismedebat. Na maanden van publieke ophef en juridische onzekerheid heeft het Brusselse parket de knoop doorgehakt. Het verdict? Geen enkele inbreuk. De beschuldiging van antisemitisme? Afgevoerd, bij gebrek aan bewijs.
De klacht, ingediend door onder meer de Unie van Joodse Studenten van België, het CCOJB, het CCLJ en het Forum der Joodse Organisaties – een indrukwekkend koor van aanklagers – werd zonder gevolg geklasseerd. Geen antisemitisme dus, maar wel een politiek spektakelstuk van formaat.
Ahidar, voorzitter van TFA en recent mikpunt van publieke verontwaardiging, haalt opgelucht adem. In een verklaring vol dankbaarheid en strijdlust bevestigt hij zijn onschuld en richt hij zich tot zijn achterban. De beschuldigingen noemt hij “desinformatiecampagnes” en een poging om zijn strijd voor gelijkheid en rechtvaardigheid te ondermijnen.
Unia, de federale instelling tegen discriminatie, had het trouwens al in september aangegeven via directeur Patrick Charlier: geen enkele aanwijzing voor antisemitische uitlatingen door Ahidar. Nu bevestigt ook het parket dat standpunt, zwart op wit.
“Een immense opluchting,” zegt Ahidar. En dat geloven we graag. Want maandenlang werd hij door het publieke opiniegerecht gesleept, veroordeeld zonder proces. Vandaag krijgt hij zijn gelijk — maar wat blijft er hangen? Een politieke geur, en het ongemakkelijke gevoel dat het begrip ‘antisemitisme’ al te gretig als wapen wordt ingezet in ideologische veldslagen.
Ahidar trekt verder, strijdvaardig als altijd, met zijn droom van een rechtvaardige samenleving waar elke burger gerespecteerd wordt, ongeacht afkomst of overtuiging. Een nobel streven, en sinds vandaag ook een gerechtelijk goedgekeurd project.