Het Polisariofront: een terroristische groepering en de noodzaak van Europese erkenning
Soumia El Alki
De veiligheidsdreiging in de Sahel, de Sahara en zelfs Europa is steeds nauwer verbonden met de opkomst van grensoverschrijdende terreurnetwerken. Het Polisariofront, dat sinds jaar en dag openlijk gesteund wordt door het Algerijnse regime, heeft zich ontwikkeld tot een van de meest ontwrichtende niet-statelijke actoren in de regio. Ondanks toenemende bewijzen van betrokkenheid bij terrorisme, drugshandel en mensen- en wapenhandel, blijven sommige Europese landen het Polisario nog steeds beschouwen als een “bevrijdingsbeweging”. Die visie is achterhaald en gevaarlijk.
De kampen van het Polisario in Tindouf (Algerije) zijn intussen uitgegroeid tot broeihaarden van radicalisering, rekrutering en samenwerking met jihadistische groeperingen zoals Al-Qaida in de Islamitische Maghreb (AQIM) en ISIS. Volgens meerdere inlichtingendiensten is er sprake van een georganiseerde infrastructuur die misbruik maakt van humanitaire hulp en financiële netwerken om terroristische activiteiten in de regio en daarbuiten te ondersteunen.
De Verenigde Staten erkennen inmiddels het gevaar dat het Polisario vormt. Er zijn binnen Amerikaanse diplomatieke en veiligheidskringen serieuze inspanningen om het front officieel te classificeren als een terroristische organisatie, op basis van concrete bewijzen van betrokkenheid bij terrorismefinanciering, mensenhandel en wapensmokkel.
Voor Europa is het tijd om dit signaal ernstig te nemen. De Europese Unie kan zich geen dubbelzinnigheid meer veroorloven in haar beleid ten aanzien van groeperingen die de veiligheid op het continent ondermijnen. De aanwezigheid van Polisario-netwerken in verschillende Europese steden, het misbruik van migratiestromen en het witwassen van gelden maken van deze groepering een directe dreiging.
Het erkennen van het Polisario als een terroristische organisatie is geen louter politieke keuze meer; het is een veiligheidsnoodzaak. Europa moet de juridische middelen aanwenden die reeds beschikbaar zijn — zoals de EU-verordening 2580/2001 — om sancties op te leggen, financiële middelen te bevriezen en de activiteiten van deze groep op Europees grondgebied te verbieden.
Ten slotte vereist echte veiligheidspolitiek moed: de moed om het Algerijnse regime te confronteren dat deze groep blijft beschermen en bewapenen, en de moed om eindelijk een standpunt in te nemen in lijn met de realiteit op het terrein. De toekomst van de regionale stabiliteit — en van de Europese veiligheid zelf — hangt ervan af.